vrijdag 1 april 2011

De lijfwacht van Maria


door Lieven Deflandre 19 maart 2011 
 
Krijsend dwaalde Maria in haar blauwe wapperende nachtkleed en met haar lange grijze haren door de gangen van de psychiatrische afdeling van het UZ, altijd op zoek naar haar kleinkinderen die ontvoerd waren door de duivel. Maria, vol van genade, ze vertrouwde de verpleging voor geen grijs haar, allemaal handlangers van Satan.
Ik werd de lijfwacht van moeder Maria, haar bodyguard, haar beschermengel en haar praatpaal. Met mijn kalasjnikov onder mijn pyjamajas verborgen, waakte ik over haar veiligheid. Ik hield de wacht achter de pylonen terwijl zij de bisschop van Gent probeerde op te bellen.
' Hij neemt weer niet op', jammerde Maria, ' en ik moet hem nochtans dringend spreken.'
' Laat mij eens proberen, Maria', zei ik. Maria spoedde zich gillend naar haar kamer want Brutus was uit zijn bureau gekomen. Brutus was een norse, grimmige verpleger waarvan Maria doodsbenauwd was en die zij ervan verdacht haar kleinkinderen te hebben gekidnapt. Brutus had meer het postuur van een Grieks-Romeinse worstelaar dan van een zorgverlener.
Er werkte ook een zwarte verpleger op onze afdeling. Een lieve mens, maar het depressieve nonnetje dat in Congo meermaals verkracht was geweest door Congolese gendarmes, deed het in haar boetekleed van de schrik als hij haar kamer betrad. Men zou denken dat universitaire psychiaters enig psychologisch inzicht zouden hebben en rekening zouden houden met de trauma's van hun patiënten, maar dat bleek niet het geval. De zwarte man was de verpleger die aan tante nonnetje was toegewezen, en dat zou zo blijven want dat was nu eenmaal schriftelijk vastgelegd op drie exemplaren.

'En?', vroeg Maria vol hoop.'
'Ik heb de woordvoerder van de bisschop aan de lijn gehad. De bisschop is momenteel niet bereikbaar, hij is naar Brussel om koningin Fabiola te bezoeken die een beetje ziekjes is.'
'Oei', zei Maria. 'Het is toch niet erg.'
'De woordvoerder van de bisschop heeft gezegd dat we ons niet al te veel zorgen moeten maken. Het komt wel goed.'
 
Twee uur later trok Maria opnieuw aan mijn mouw en vroeg ze mij om nogmaals bisschop Van Peteghem op te bellen, in verband met de onrustwekkende verdwijning van haar kleinkinderen. De dag ervoor was haar dochter met de twee schatjes bij haar op bezoek geweest, maar Alzheimer's vergeten snel.
Ze bleef bij de telefoon staan.
'Hallo, spreek ik met de bisschop van Gent?'
. . . .
'Ach zo, de bisschop staat in de file?  Het is erg druk op de ring van Brussel.'
. . . .
'Dus hij zal maar rond een uur of acht in Gent arriveren en dan moet hij ook nog avondeten en zijn gebeden doen.'
. . . .
'Afgesproken, dan bel ik u morgennamiddag terug.'

1 opmerking:

J.K. zei

Meer van dat...